Naar Index Wanneer wordt de grondslag voor de WM aanvraag verlaten ?

Jurisprudentie

 

Afd. bestuursrechtspraak Raad van State 2 november 2005

Besluit tot verlening en gedeeltelijke weigering van een Milieuvergunning.

 

Vindplaats
www.raadvanstate.nl, ABRvS 2 november 2005 200502807/1

Regelingen
Awb
Wm

Casus
Bij besluit van 11 februari 2005, kenmerk HA3VO7647, heeft het bevoegd gezag een vergunning verleend en deels geweigerd voor een varkensfokkerij en -houderij.

Rechtsvraag
In hoeverre is er door de gedeeltelijke weigering van de vergunning sprake van het verlaten van de grondslag van de aanvraag?

Uitspraak
De Afdeling stelt voorop dat uit het stelsel van de Wet milieubeheer volgt dat een vergunning wordt verleend voor bepaalde activiteiten, in dit geval het houden van een bepaald aantal en soort dieren, en niet voor de milieubelasting daarvan. De wijze waarop verweerder in het bestreden besluit de gevraagde vergunning heeft verleend verdraagt zich volgens de Afdeling niet met dit uitgangspunt.
Verder stelt de Afdeling vast dat het veebestand dat overeenkomt met het geweigerde deel van het aantal mestvarkeneenheden en de ammoniakemissie een aanzienlijk deel vertegenwoordigt van het daarmee overeenkomende totaal aangevraagde veebestand. Ten aanzien van het aantal mestvarkeneenheden bedraagt dit deel ruim 1/3, terwijl wat de ammoniakemissie zelfs bijna 3/4 deel bedraagt.
De gemeente geeft aan dat ondanks deze verkleining van het veebestand toch een levensvatbaar bedrijf blijft bestaan. De Afdeling geeft aan dat de mate waarin van de aanvraag wordt afgeweken bepalend is voor de vraag of de grondslag van de aanvraag wordt verlaten en niet de aanvaardbaarheid en de levensvatbaarheid van het bedrijf dat zou ontstaan indien slechts een deel van het aangevraagde veebestand wordt vergund. Volgens de Afdeling volgt uit het stelsel van de Wet milieubeheer dat het bevoegde gezag dient te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend.
Nu hetgeen vergund is neerkomt op een klein deel van het aangevraagde veebestand en de gevraagde vergunning voor het overige is geweigerd, ontstaat een andere inrichting dan is aangevraagd. Het bevoegd gezag heeft daarmee de grondslag van de aanvraag verlaten. De Afdeling oordeelt dat het besluit in zoverre in strijd met het stelsel van de Wet milieubeheer en vernietigt het besluit.

Commentaar auteur
In deze casus komt het aangevraagde veebestand overeen met 2.907,6 mestvarken-eenheden en een ammoniakemissie van 7.145 kg. Het bevoegd gezag heeft de gevraagde vergunning gedeeltelijk geweigerd uit een oogpunt van stankhinder en ammoniakemissie. De vergunning wordt verleend voor het houden van 1.835 mestvarkeneenheden en een ammoniakemissie van 1.860 kg en wordt geweigerd voor het houden van 1.072,6 mestvarkeneenheden en een ammoniakemissie van 5.285 kg. In het aan de vergunning verbonden voorschrift 2.1.1 is bepaald dat in de inrichting ten hoogste 1.835 mestvarkeneenheden aanwezig mogen zijn.


 

De Afdeling geeft aan dat een vergunning verleend wordt voor bepaalde activiteiten en niet voor een bepaalde milieubelasting. Verder geeft de Afdeling aan dat voor de vraag of de grondslag van de aanvraag verlaten wordt niet van belang is of een gedeeltelijke weigering van de aangevraagde activiteit feitelijk neerkomt op een algehele weigering omdat de activiteit door de geringe omvang illusoir wordt.

De Afdeling geeft aan dat het bevoegd gezag dient te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend. Wanneer door een gedeeltelijke weigering van de activiteiten een andere inrichting ontstaat dan is aangevraagd, wordt de grondslag verlaten en dient de aangevraagde activiteit geweigerd te worden.
De exacte grens wanneer nu de grondslag van de aanvraag verlaten wordt, blijft ook bij dit criterium lastig te trekken en het blijft de vraag wanneer er nu sprake is van een andere inrichting doordat een gedeelte van (dezelfde) activiteiten (bv het houden van varkens) wordt geweigerd. Het blijft toch een agrarisch bedrijf (in casu een varkenshouderij)? Anders is dit wanneer een bedrijf meerdere verschillende activiteiten aanvraagt (bijvoorbeeld de opslag van grond, het stallen van vrachtauto's en compostering) en een deel van de activiteiten geweigerd wordt, waardoor een compleet ander bedrijf ontstaat.

Aanvullend commentaar werkgroep
In de kwestie over het beslissen op grondslag van de aanvraag heeft de Afdeling eerder aangeven dat tegenstellingen in het ambtelijke voortraject bloot gelegd kunnen worden.