Jurisprudentie
Afd.
bestuursrechtspraak Raad van State 8 juni 2005
Last
onder dwangsom opgelegd ter verwijdering van een aantal ondergrondse
tanks conform artikel 18 van het Besluit opslaan in ondergrondse
tanks 1998.
Vindplaats
www.raadvanstate.nl, ABRvS 8 juni 2005, 200405178/1
Regelingen
Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998
Burgerlijk Wetboek
Casus
Het college van burgemeester en wethouders van Hulst heeft een last
onder dwangsom opgelegd ter verwijdering van drie ondergrondse tanks
conform artikel 18 van het Besluit opslaan in ondergrondse tanks
1998 (hierna: het Besluit). De last is gericht tot de
oliemaatschappij die destijds de tanks in de grond heeft geplaatst.
Appellante, de oliemaatschappij, stelt dat zij geen eigenaar meer is
van de ondergrondse tanks, zodat het dwangsombesluit ten onrechte
tot haar is gericht. Volgens appellante berust de eigendom van de
tanks bij de eigenaar van het perceel Beestenmarkt 19. Daartoe
betoogt zij primair dat zij overeenkomstig een clausule in de tussen
haar en de eigenaar van het perceel gesloten bruikleenovereenkomst
afstand heeft gedaan van de tanks, waardoor de eigenaar van het
perceel de tanks na beëindiging van die overeenkomst voor zichzelf
is gaan houden. Subsidiair stelt zij dat de eigendom van de tanks op
de eigenaar van het perceel is overgegaan door verkrijgende
verjaring of door natrekking.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat appellante nog steeds
eigenaar is van de tanks. Daartoe voert verweerder aan dat, bij
gebreke van een schriftelijk stuk waaruit blijkt dat appellante
afstand heeft gedaan van de tanks, moet worden aangenomen dat
appellante nog steeds eigenaar van de tanks is. Voorts stelt
verweerder dat de eigenaar van het perceel de tanks na beëindiging
van de bruikleenovereenkomst niet voor zichzelf is gaan houden, nu
nadien op het perceel geen verkoop van motorbrandstoffen meer zou
hebben plaatsgevonden.
Rechtsvraag
Niet in geschil is dat het gebruik van de tanks voor het opslaan van
een vloeistof voor 1 maart 1993 is beëindigd en de tanks niet zijn
verwijderd of onklaar gemaakt overeenkomstig het Besluit. Verweerder
was dan ook bevoegd om de eigenaar van de tanks te gelasten deze te
verwijderen.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of appellante terecht is
aangemerkt als eigenaar van de ondergrondse tanks.
Uitspraak
De Hoge Raad heeft in het arrest van 31 oktober 1997 (NJ 1998, 97)
overwogen dat een werk duurzaam met de grond kan zijn verenigd in de
zin van het eerste lid van artikel 3:3 BW, doordat het naar aard en
inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Bij
beantwoording van de vraag of een werk bestemd is om duurzaam ter
plaatse te blijven, moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer
voor zover deze naar buiten kenbaar is. Onder bouwer moet hier mede
worden verstaan degene in wiens opdracht het bouwwerk wordt
aangebracht, aldus de Hoge Raad.
Naar het oordeel van de Afdeling dient ervan te worden uitgegaan dat
de onderhavige ondergrondse tanks naar hun aard en inrichting
bestemd waren om duurzaam ter plaatse te blijven. Naast het feit dat
de tanks zijn ingegraven en voor gebruik geschikt gemaakt, waarna
het terrein weer is bestraat, is hier van belang dat de tussen
appellante en de eigenaar van het perceel gesloten
bruikleenovereenkomst over het gebruik van de tanks is aangegaan
voor een periode van ten minste 10 jaar, met de mogelijkheid van
stilzwijgende verlenging. Gelet op deze feiten en omstandigheden
moeten de ondergrondse tanks worden geacht duurzaam te zijn verenigd
met de grond. Gezien artikel 5:20, aanhef en onder e, van het
Burgerlijk Wetboek omvat de eigendom van de grond in dit geval dus
de ondergrondse tanks. Hetgeen is aangevoerd omtrent voormelde
bruikleenovereenkomst doet hieraan niet af, omdat een contractuele
bepaling op zichzelf een zakenrechtelijk gevolg niet doorbreekt.
Vast staat dat C.L.M. Cerpentier-Biesbroeck eigenaar is van het
perceel Beestenmarkt 19. Zij is daarom eigenaar van de onderhavige
tanks. Omdat uitsluitend de eigenaar is aan te schrijven als
overtreder van het Besluit, heeft verweerder ten onrechte appellante
aangeschreven om de ondergrondse tanks te verwijderen.
Aanvullend commentaar werkgroep
Opvallend is dat de Afdeling geheel aansluit bij het oordeel van de
Hoge Raad omtrent het eigenaar-begrip. Hoewel dit niet onjuist
lijkt, rijst de vraag of ook een andere, bestuursrechtelijke, uitleg
van dit begrip, zoals gebruikt in het Besluit opslaan in
ondergrondse tanks 1998, mogelijk zou zijn.
|